Een pedagoog die niets van pedagogiek moet hebben, zo zou je hem kunnen noemen. Janusz Korczak pleit zo lang hij leeft vooral voor respect, ruimte en rechten voor het kind. Gelijkwaardigheid en dialoog vormen z’n uitgangspunten. Kinderen zijn mensen, geen mensen in wording, stelt Korczak. En: „Grote mensen zijn niks beter.”
Geen andere pedagoog wordt wellicht zozeer door tragiek omgeven als Janusz Korczak. Hij ziet kinderen hongerlijden en koukleumen, hij ziet hen bedelen en zelfs sterven op straat. Als weeshuisdirecteur in Warschau observeert hij zijn jongens en meisjes soms letterlijk dag en nacht en vecht hij voor een beetje vreugde in hun jonge jaren. Maar Korczak brengt hun, op een heel eigen manier, ook verantwoordelijkheidsgevoel, zorgzaamheid en zelfstandigheid bij.
Snoeien en zagen
De pedagoog –wiens liefde voor kinderen zover gaat, dat hij van onderduiken of emigreren afziet om bij hen te blijven tot in de gaskamer– blijkt daarbij wars van autoritair gezag. Opvoeden is naar zijn mening niet meer dan een kind hélpen op weg naar de volwassenheid. Zijn waarschuwing: „Laten we ervan uitgaan dat we van een krachtige jonge eik een poëtische berk willen maken of van een fragiele berk een robuuste eik. We beginnen te snoeien, te zagen, te breken, te verbuigen – totdat de boom afsterft. Nee… zo’n belachelijke vergissing zouden we bij een boom nooit maken, maar wel bij een kind.”
Streng straffen werkt niet. Daarvan raakt Janusz Korczak al vroeg overtuigd. „Wat een geluk voor de mensheid dat wij kinderen niet kunnen dwingen zich te onderwerpen aan onze pedagogische theorieën en dat zij al die didactische aanvallen op hun gezonde verstand en hun gezonde wil kunnen weerstaan. De wereld heeft kinderen nodig juist zoals ze zijn.”
Dat laatste is een belangrijk uitgangspunt voor Korczak: het gaat hem er niet om dat we kinderen opvoeden voor morgen, maar dat we hen zien zoals ze vandaag zijn. De eigenheid van kinderen staat bij hem centraal, kinderen zoals ze nu zijn en de rechten die zij nu hebben. Niet voor niets is het internationale verdrag inzake de rechten van het kind dat jaren na zijn dood wordt aangenomen, geïnspireerd op Korczaks visie.
Kinderrechtbank
Geen omvormen of dresseren, dus. Korczak gaat uit van gelijkwaardigheid en dialoog tussen volwassene en kind. Hij neemt kinderen volstrekt serieus en hun kind-zijn op zich heeft hier en nu betekenis. Hij vraagt hun mening, nodigt hen uit om te argumenteren. Hij richt een jeugdkrant op, die als bijlage verschijnt bij een belangrijk Pools dagblad. En beroemd wordt de kinderrechtbank in zijn weeshuis.
Hoewel hij kinderen hun conflicten ook weleens letterlijk laat uitvechten, stimuleert hij hen met deze rechtbank hun ruzies geweldloos op te lossen. De ‘rechters’ zijn kinderen die zelf al een tijdje geen overtredingen hebben begaan. Zij horen de dader en het slachtoffer, en wegen vervolgens de belangen af. Niet alleen die van de twee ruziemakers, trouwens, ze dienen bij hun afweging ook het belang van het weeshuis als geheel mee te nemen. En: zelfs medewerkers moeten soms voor de kinderrechtsbank verschijnen, wat niet al het personeel waarderen kan.
Inzicht en ander gedrag
Pedagoog Theo Cappon, ook wel ”Korczaks ambassadeur” genoemd, schrijft: „Korczak trachtte het strafsysteem zo in te richten dat het niet leidde tot vergelding en leed toebrengen, maar dat de strafoplegging leidde tot inzicht, ander gedrag en herstel van de relatie met de groepsleden.”
Andere pedagogen hebben hun twijfels bij deze aanpak. Kun je als volwassene kinderen echt de ruimte bieden elkaar voor de rechtbank te dagen? Die twijfels en vragen kent Korczak zelf ook. Hij ziet bezwaren en problemen, maar gelooft toch dat de kinderrechtbank een stap in de goede richting is. Het tekent zijn visie dat er altijd weer naar de wensen en meningen van het kind zelf gevraagd moet worden.
Tegelijk stelt pedagoog Joop Berding dat ook gezag wel degelijk belangrijk is voor Korczak en dat de Pools-Joodse arts „luid nee” zegt op de vraag of volwassenen dan alles maar goed moeten vinden. En Kees Waaldijk schrijft in zijn boek ”Janusz Korczak over klein zijn en groot worden”: „Korczak heeft voldoende duidelijk gemaakt dat de vraag wat we in het kind dienen te respecteren nog een weerbarstige is.”
Dat er nooit een wetenschappelijk werk over pedagogiek van Korczaks hand verschenen is, zegt wat dit betreft genoeg. Het verhaal gaat dat zijn stopwoord een gemompeld ”moet-ik-dat-weten?” was. Korczak is dan ook niet gemakkelijk in te delen bij een pedagogische stroming. Een sluitende theorie heeft hij niet. Maar met zijn pleidooi om het kind te respecteren, bedoelt hij volgens Waaldijk in elk geval niet een idealiseren en klakkeloos bewonderen van kinderen. „Hij heeft een scherp oog voor kinderen, ook een kritisch oog. „Onder kinderen zijn evenveel slechte mensen als onder volwassenen.””
Speels en creatief
Korczak pleit er beslist voor dat volwassenen leidinggeven, om kinderen te beschermen en chaos te voorkomen. Opvallend is dat hij de rechtbank, die kinderen zo veel vrijheid en ruimte geeft, wel zelf en zonder overleg voor onbepaalde tijd opheft… Hij vindt het echter vóór alles belangrijk dat de opvoeder zich inleeft, ook in een dwars of chaotisch kind. Befaamd wordt Korczaks uitspraak dat hij theorieën terzijde schuift, maar zichzelf niet…
Verder zijn tijd en geduld belangrijke begrippen voor hem. Hij wijst erop dat kinderen tijd nodig hebben om aan bepaalde situaties te wennen en bepaalde dingen te leren. Hij kiest beslist voor duidelijke regels, maar ziet die voornamelijk als vaste punten op basis waarvan kinderen zich kunnen oriënteren en die hun een veilig gevoel geven.
Zo begint het ontbijt in het weeshuis elke morgen stipt op tijd, maar worden de kinderen ruim van tevoren geroepen, zodat ook degenen die tijd nodig hebben om wakker te worden, daarvoor de gelegenheid krijgen. Aan tafel heeft iedereen een vaste plek, maar eens in de zoveel tijd kan er wel gewisseld worden. En na het naar bed gaan, mogen de kinderen altijd nog een halfuur doen wat ze willen… Corvee moet gedaan worden, maar Korczak –die zelf volop meewerkt– pakt ook dat creatief en speels aan: „We hebben borstel en dweil uit hun bergplaats onder de trap gehaald en ze niet alleen een zichtbaar, maar zelfs een eervol plaatsje gegeven bij de hoofdingang van de slaapzaal.” Een oud-medewerker zal later zeggen: „Het weeshuis liep als een uurwerk.”
„Heilige ogenblikken”
Hoewel Korczak zegt niet te geloven „in het opdringen van religie aan kinderen”, voedt hij de wezen toch ook niet helemaal atheïstisch op. „Laten we respect hebben”, zegt hij, „voor de heilige ogenblikken waarop het kind gesprekken met zichzelf, de wereld en God voert.”
Zelf komt hij uit een geassimileerd Joods gezin en wordt hij agnost. In 1914 noteert hij in zijn dagboek: „Vandaag bevreemdt het mij niet dat God geen begin of einde kent, want ik zie in Hem oneindige harmonie. De sterren en het universum zeggen mij dat er een Schepper bestaat – niet de pastoor. Ik heb voor mezelf een eigen, nieuw geloof geschapen.”
In een periode van emotionele crisis schrijft hij een aantal persoonlijke gebeden, die hij bundelt onder de titel ”Alleen met God. Gebeden van een mens die niet bidt”.
Eens, als een aantal van zijn weeskinderen is uitgevlogen, schrijft directeur Korczak hun in een brief: „Wij geven jullie niets mee. Géén God, want die moet je zelf in je eigen hart zoeken, in een eenzaam gevecht. Géén vaderland, want dat moet je door eigen gevoelskracht en door nadenken vinden. Geen mensenliefde, want er bestaat geen liefde zonder vergeving, en vergeven is moeilijk, een last die eenieder zelf moet torsen. Wij geven jullie slechts één ding: het verlangen naar een beter leven, dat nog niet bestaat, maar wel eens zál bestaan, een leven in waarheid en gerechtigheid. Misschien zal dit verlangen jullie tot God, tot een vaderland en tot liefhebben brengen.”
Janusz Korczak
- GEBOREN: Als Henryk Goldszmit in 1878 of 1879 in een welgesteld milieu in Warschau. Janusz Korczak wordt zijn schrijversnaam.
- BEKEND ALS: Joods-Poolse arts, pedagoog, kinderboekenauteur en directeur van een weeshuis.
- STUDEERDE: Medicijnen in Londen, Berlijn en Parijs.
- WOONDE IN: Warschau
- GETROUWD: Niet…
- GEWERKT: Als arts in het Baumann-kinderziekenhuis in Warschau, aan het front tijdens de Russisch-Japanse oorlog en in een eigen huisartsenpraktijk. Daarna richt hij Dom Sierot –”huis der wezen”– op.
- PUBLICATIES: Onder andere: ”Kinderen van de straat” (1901), ”Salonkind”(1904), ”Hoe houd je van een kind” (rond 1919); ”Koning Matthijsje de Eerste” en ”Koning Matthijsje op een onbewoond eiland” (kinderboeken, 1923), ”Als ik weer klein ben” (psychologische roman, 1925).
- TYPISCH: Als Korczak huisarts is, vraagt hij van de rijken wat meer geld, zodat hij de armen gratis kan helpen. In het weeshuis slaapt hij, de directeur, op een zolderkamertje tussen de jongens- en de meisjesslaapzaal in.
- OVERLEDEN: Op 5 of 6 augustus 1942 wordt hij met de 200 kinderen uit zijn weeshuis weggevoerd naar het vernietigingskamp Treblinka en daar kort na aankomst vergast.
- CITAAT: „De volgende dag, tijdens het gesprek in het bos, heb ik voor het eerst niet tegen de kinderen, maar mét de kinderen gesproken: ik praatte niet over hoe ik wilde dat zij zouden zijn, maar over hoe zij willen en kunnen zijn.”
- WEETJE: In het Holocaustmuseum Yad Vashem in Jeruzalem staat een standbeeld voor Korczak. Op veel andere plaatsen herinneren kunstwerken, boeken en websites aan zijn leven en werk.
Dit artikel verscheen in Terdege (nr. 11, 25 februari 2025). Een los nummer is te bestellen in onze shop.
beeld: Marthe Kok-Roukens
Abonneer je op Terdege magazine
Nu slechts 9,95 p/mnd
