Ds. Van der Zwan: We kunnen ons aan Zijn Woord vastklampen

Ds. Van der Zwan: We kunnen ons aan Zijn Woord vastklampen

Ds. van der Zwan- PKN- RenateB (1) site

De warmte en veiligheid die hij thuis miste, vond Marcel van der Zwan wel in de kerk. En de prediking raakte zijn hart. Nu is hij zelf verkondiger van het heil in Christus, als vrijwel de enige christen in zijn familie. „Niet omdat ik beter ben. Het is enkel genade.”

Aan zijn vroege jeugdjaren denkt ds. Marcel van der Zwan (52) met weinig vreugde terug. Zijn vader was alcoholist. Na een kwade dronk kon hij er stevig op los slaan. „Hij was internationaal vrachtwagenchauffeur, dat was een geluk bij een ongeluk. Zolang hij in het buitenland vertoefde, hoefden we niet bang te zijn voor agressie. Als kind wist ik niet beter; je denkt dat die situatie min of meer normaal is.”

Aan godsdienst deed het Haagse gezin niet. „Mijn moeder was van huis uit synodaal gereformeerd, mijn vader hervormd, maar na hun trouwen vlakte de kerkgang snel af. Mijn zusje en ik zijn niet gedoopt. Als mijn vader over de kerk sprak, was het altijd negatief. Mijn grootouders van moeders kant waren nog wel trouwe kerkgangers. Wanneer we er bleven eten, hoorde ik hoe opa na de maaltijd uit de Bijbel las. Ik snapte er niks van. Als het over de discipelen ging, legde ik een link met de Zware Jongens uit de Donald Duck. Dat was de lectuur waarmee ík vertrouwd was.”

Bij zijn moeder bleef iets sluimeren van het kerkelijke verleden. „Ze luisterde vaak naar EO-programma’s zoals ”De muzikale fruitmand” en stuurde ons naar een christelijke school. Door de Bijbelverhalen die ik daar hoorde, is een eerste zaadje gelegd. Vooral de geschiedenis van Abraham raakte me. Dat God vriendelijk met hem omging en dingen met hem besprak. Ik raakte ervan overtuigd dat de God van de Bijbel de ware en enige God is.”

Afwijzend

Hij was dertien toen zijn ouders uit elkaar gingen, op initiatief van zijn moeder. „Dat gaf wat rust in ons gezin. Het kon zo niet langer, maar ze bleef worstelen met de vraag of de stap wel goed was geweest.”

In zijn middelbareschooltijd zag hij voor het eerst een kerk vanbinnen. „Een jongen uit mijn klas met wie ik veel omging, hoorde bij een vrij evangelische gemeente. Met hem ben ik een paar keer mee geweest naar catechisatie.” Een gereformeerde kameraad nodigde hem uit voor een tienerdienst. Die smaakte naar meer. „Ik wilde ook mee naar de gewone diensten. De eerste keer zaten we op de galerij, bij andere jongeren. Die deden niet anders dan keten en praten. Na de dienst zei ik tegen mijn vriend: „Laten we de volgende keer bij je ouders gaan zitten.” Dat gedoe op die galerij stond me tegen.”

Zijn moeder deed niet negatief over de kerkgang. Zijn vader, die zo nu en dan nog eens langskwam, reageerde scherp afwijzend. „Daar liet ik me niet door weerhouden. Door het lezen in de Bijbel ging ik steeds meer beseffen dat ik een zondaar was. Hoe komt het goed tussen God en mij? Op die vraag kreeg ik in de gereformeerde kerk geen antwoord. In een pinkstergemeente waar ik terechtkwam, hoorde ik voor het eerst dat je Jezus nodig hebt om verlost te worden van je zonden. En dat je door het geloof in Hem daarvan bevrijd wordt. In die jaren heb ik veel gehad aan Henk Binnendijk.”

Theologie

In het laatste jaar van het vwo overwoog hij theologie te gaan studeren. Uit praktische overwegingen zag hij ervan af. „Wat moet je in een pinkstergemeente met theologie? Het werd bestuurskunde, maar die studie viel me tegen. Het jaar daarop ben ik alsnog theologie gaan doen, in Leiden. Vanuit het verlangen mensen vanuit de Bijbel onderwijs te kunnen geven, mogelijk als predikant in een gemeente. Mijn moeder vond het prima en heeft me er altijd in gesteund.”

De studie bezorgde hem menige desillusie. Vooral door de wijze waarop docenten omgingen met de Bijbel. „Hun benadering vond ik vaak schokkend en gaf me een onveilig gevoel.” Zelf raakt hij zijn vertrouwen in het Woord van God niet kwijt. „In al die jaren heb ik maar één keer ernstig getwijfeld, door colleges vergelijkende godsdienstwetenschappen. In een studieboek las ik dat een Afrikaanse religie grote overeenkomsten vertoont met het christelijk geloof. Daardoor begon het fundament onder mijn voeten te schudden, maar ik bleef bidden en naar de kerk gaan. Na een zondagavonddienst, ik was alweer thuis, keek ik naar buiten en zag de sterren aan de hemel staan. Op hetzelfde moment wist ik met grote zekerheid dat het christelijk geloof de waarheid is. Het was een bijzondere ervaring, die ik nooit zal vergeten. Een moment dat me toeviel, zoals Abraham zich gevoeld zal hebben toen hij naar de sterren keek en God Zijn belofte aan hem herhaalde. De Heere is betrouwbaar en we kunnen ons aan Zijn Woord vastklampen.”

Vreemde eend

Mede door de theologiestudie ging hij zich in pinksterkring minder thuis voelen. „Ieder kan daar wat roepen. In Leiden leerde ik een paar behoudende studenten kennen. Met hen had ik de liefde voor klassieke kerkmuziek en niet-ritmische psalmzang gemeen. Ik ging me ook steeds meer verbonden voelen met de gereformeerde geloofsleer. Toen ik lid werd van een theologisch dispuut, moest ik de Drie Formulieren van Enigheid doorlezen. Vooral bij de Nederlandse Geloofsbelijdenis dacht ik: dit had ik zelf kunnen schrijven.”

Hij ging kerken in de gereformeerde gemeente van Den Haag-Zuid. „Aan de sfeer moest ik even wennen, de preken spraken me aan. Ik luisterde met evangelische oren en paste wat ik hoorde op mezelf toe. Niet met de gedachte: is het wel voor mij? Ik mocht geloven dat de Heere Jezus voor mijn zonden stierf. Later ontdekte ik een kant waardoor ik ben afgehaakt. Er werd gesproken over gunnende prediking, waarbij je het gevoel kreeg: de dominee gunt het je wel, maar of God het je ook gunt, moet je nog maar afwachten. Dat vond ik de omgekeerde wereld.”

Hij had ook moeite met de gespletenheid die hij bespeurde. „Ik ben een keer mee geweest met een weekend van de JBGG, in Elst. Tot diep in de nacht werd er gekeet. Een van de aanstokers ging rond vier uur naar bed en zei: „Stil graag, ik wil even bidden.” Dat sloeg voor mij als een tang op een varken. Eerst de boel op stelten zetten en dan bidden. Dat kon ik niet rijmen. Ik voelde me een vreemde eend in de bijt. Zelf ging ik in die tijd met een donkerblauw pak of een zwarte broek naar de kerk. Vanuit de gedachte: hoe zwaarder, hoe beter. Dat bleek niet altijd te kloppen.”

Stabiliteit

Zijn liefde voor de psalmen in de berijming van 1773 raakte hij niet kwijt. „Er zijn erbij die me elke keer weer raken. Palm 108: „Mijn hart, o Hemelmajesteit, is tot Uw dienst en lof bereid.” Psalm 56: „Ik roem in God, ik prijs ’t onfeilbaar Woord.” Psalm 51: „Gena, o God, gena, hoor mijn gebed; verschoon mij toch, naar Uw barmhartigheden.” Die teksten gingen steeds meer tot me spreken en voor me leven.”

Halverwege de studie kwam hij in een zware psychische crisis. „Die heeft twee jaar geduurd, door een foute diagnose waardoor ik de verkeerde medicatie kreeg. Bij een seculiere ggz-instelling werd de juiste diagnose gesteld, waarna ik de goede therapie kreeg. Vanaf dat moment begon ik op te knappen.”

Kerkelijk kwam er stabiliteit in zijn leven, nadat hij zich had aangesloten bij de hervormde Bethlehemkerk in Den Haag. „Daar stond destijds ds. Paul. Visser. Zijn prediking heeft veel voor me betekend, door de combinatie van diepe ernst en de verkondiging van de liefde van God in Christus, zonder iets van een mens. Je mag leven van de geef.”

Predikant

Na enkele onderbrekingen rondde hij in 2006 de kerkelijke opleiding af. Een beroep bleef uit. „Dat was opnieuw een beproeving. Ik was inmiddels getrouwd; we woonden in Wierden. Mijn vrouw werkte als onderwijzeres in Rijssen. Ik overwoog bij de politie te gaan werken, toen ik werd opgebeld vanuit Vriezenveen. Of ik er pastoraal werk in een vacante gemeente kon gaan doen. Dat was voor mij een antwoord van God. Na een halfjaar stonden enkele kerkenraadsleden van de hervormde gemeente van Westbroek bij ons op de stoep. Van april 2008 tot dit jaar ben ik daar predikant geweest. In juni ben ik hier in IJsselstein bevestigd.”

Vanwege zijn waardering voor Calvijn begon hij in zijn vorige gemeente aan een prekenserie over de catechismus van Genève. „Die spreekt mij erg aan, maar de gemeente vond het veel te moeilijk, dus ik ben er maar weer mee gestopt. Ik voel me ook aangetrokken tot mensen als George Whitefield, de gebroeders Wesley en John Newton, mede door mijn liefde voor de oude Engelse hymnes. Daar wordt je hart in verklaard. Ik ben een beetje een hap-snap theoloog en lees graag breed: van ds. J. Overduin en Tim Keller tot anglicaanse theologen en een man als Ratzinger. Je hoeft het niet in alles met iemand eens te zijn om ervan te kunnen leren. Als het om hedendaagse predikanten gaat, ben ik het sterkst gevormd door Paul Visser.”

Onafhankelijk

Hoewel hij zich verbonden weet met de hervormde gereformeerde richting binnen de Protestantse Kerk in Nederland, blijft hij zich een onafhankelijke betrokkene voelen. „Ik sta van harte achter de gereformeerde beginselen, maar door mijn afkomst pas ik niet helemaal in de kring. Je blijft je net iets anders voelen.”

Het behoren bij een christelijke gemeente ervaart hij nog elke dag als een zegen. „Een plek waar je het geloof kunt delen en kunt spreken over wie God is en wat Hij in je leven doet. Dat is geweldig waardevol, ondanks al het verkeerde en verdrietige dat je ook daar vindt. Die gemeenschap moeten we koesteren en daar moeten we trouw aan blijven. De kerkscheuring in 2004 vond ik verschrikkelijk. Eerst was ik boos op de hersteld hervormden, misschien ook wel door wat ik in afgescheiden kringen had gezien. Het elkaar de maat nemen. Nu snap ik de beslissing van hersteld hervormde collega’s beter. Hun bezwaren tegen de vrijzinnigheid en Schriftkritiek zijn de mijne, maar afsplitsen levert uiteindelijk niets op. Ik ben blij met de toenadering die er nu weer is. Laten we elkaar versterken en bemoedigen, dat is Bijbelser dan elkaar wantrouwen en zwart maken.”

Lichtend voorbeeld

Enkele jaren geleden volgde hij de missionaire opleiding ”Kerk naar buiten” van de Protestantse Kerk. „Eerst was ik sterk naar binnen gericht. Ik zocht de veiligheid van de kerk. Geleidelijk groeide het verlangen om mensen die vervreemd zijn van het Evangelie of het nooit hoorden, te bereiken. Hier in IJsselstein willen 800 van de 1200 leden van de hervormde gemeente geen contact. Alle jongeren uit gezinnen die nog wel open staan voor contact, maar niet of nauwelijks naar de kerk komen, heb ik uitgenodigd. Een van hen volgt nu de catechese. Ook rouwdiensten zijn een belangrijk middel voor evangelisatie. Ik wil er zijn voor heel IJsselstein en probeer me open op te stellen, vanuit het verlangen het licht van Christus te verspreiden in deze samenleving.”

Een lichtend voorbeeld was voor hem de in 2022 overleden Britse koningin Elizabeth II. „In haar Kersttoespraken wist zij op een warme en ongekunstelde manier te spreken over de Heere Jezus en de hoop die er in Hem te vinden is. Zonder schroom, in een seculiere context.”

Binnen zijn eigen familie is hij vrijwel de enige die nog naar de kerk gaat. „Dat kan me heel verdrietig maken. Tegelijk ben ik dankbaar dat ik de Heere wél mag kennen en dat ik Hem zelfs mag verkondigen. Niet omdat ik beter ben. Het is enkel genade.”

Lees het interview met ds. Van der Zwan in Terdege (nr. 6-7, 17 december 2024). Dit dubbeldikke winternummer is ook te bestellen in onze shop.

beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen

Auteur

Huib de Vries

Volg ons lifestyle platform op instagram.